“Kun je zonder ego leven?” is een van de vragen die regelmatig in mijn trainingen opduikt. Het antwoord is “ja, en nee”, en is – je voelt het al aankomen – afhankelijk van wat je onder ‘ego’ verstaat.
Betekenissen van ‘ego’ in de psychologie
Over het begrip ‘ego’ bestaat heel veel verwarring. In de psychologische literatuur wordt onder ‘ego’ het vermogen verstaan om ervaringen tot een betekenisvol geheel integreren. Daarbij speelt het ‘ik’ en belangrijke rol: het is het centrum waar alle ervaringen, hoe verschillend en tegenstrijdig ook, bij elkaar komen. Het ‘ik’ is de verbindende factor die schijnbaar losstaande ervaringen bij elkaar brengt en daar betekenis aan geeft of aan ontleent. Uitspraken als “Mijn opa woonde in Beilen” en “Ik geef counselingsessies” zijn betekenisvol in míjn leven.
Dit ‘ik’ maakt ons ook tot afzonderlijke individuen, met een individueel bewustzijn. Kern van dit ‘ik’ is een zelfbeeld, dat in de vroege jeugd ontstaat uit allerlei losse beelden, in de literatuur zelf-representaties genoemd. Uit die losse elementen ontstaat gaandeweg een centraal zelfbeeld, waarmee mensen zich identificeren, bv. “ik ben sterk” of “Ik ben slim” of “ik ben zwak”. Het bepaalt hoe we onszelf ervaren, hoe we de wereld ervaren, hoe we gebeurtenissen interpreteren – tot een voor ons betekenisvol geheel.
Dit zelfbeeld is vaak een ideaal beeld: als je een beeld hebt van sterk zijn, voldoe je daar natuurlijk niet altijd aan, maar dit is wat je graag wilt zijn en zo wil je ook door anderen gezien en behandeld worden. In situaties van stress kan zo’n zelfbeeld ineens wegvallen: je kunt je dan onzeker voelen als een kind of je kunt je ineens als een kind – in een volwassen gestalte – gaan gedragen. Zo’n wisseling van identiteit kan heel verwarrend zijn, zowel voor jezelf als voor mensen om je heen. We doen er alles aan om die verwarring te vermijden en om het centrale (ideale) zelfbeeld in stand te houden.
Veel mensen met psychische problemen hebben een zelfbeeld dat zwak is, of juist heel rigide. Therapie is er dan op gericht om een realistischer zelfbeeld te helpen opbouwen dat een zekere stabiliteit heeft. Het moet in ieder geval consistent genoeg zijn om de diversiteit aan ervaringen waar we in deze hectische en veeleisende wereld mee te maken hebben, tot een betekenisvol geheel te kunnen samenbrengen.
Het ‘ego’ in spirituele zin
In de religieuze en spirituele literatuur wordt heel anders tegen het ‘ego’ aangekeken. Veel leringen wijzen het ego aan als een grote belemmerende factor om tot openheid en verlichting te komen, of tot realisatie wie je werkelijk bent. Daaruit kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat je van je ego af moet zien te komen. Is dat wel gewenst en kan dat überhaupt?
Spirituele leringen ontkennen het integrerend vermogen van het ego niet. Het wordt als vanzelfsprekend en noodzakelijk verondersteld. Je hebt een krachtige geest nodig om een proces van persoonlijke en innerlijke groei door te kunnen maken, omdat er veel van je vooronderstellingen en beelden waar je aan gehecht bent in zo’n proces ter discussie komen te staan. Aan dit vermogen wordt echter nauwelijks aandacht geschonken.
In de spirituele literatuur gaat de meeste aandacht uit naar het andere aspect van ego: de identificatie met zelfbeelden, waar mensen een specifiek besef van ‘ik’ aan ontlenen. Punt is dat geen enkel zelfbeeld iets zegt over wie je werkelijk bent. De Britse psychiater Donald Winnicott constateerde in de 60-er jaren van de vorige eeuw al dat we nooit een zelfbeeld kunnen zíjn. Een beeld is maar een beeld. De vraag is dan: wie zijn we werkelijk, wat is onze ware aard? Spirituele leringen gaan hierover: wie ben je werkelijk als je doorziet dat een zelfbeeld slechts een idee is van wie je bent? Als je bijvoorbeeld een zelfbeeld hebt van sterk zijn, dan is de neiging groot in alle situaties sterk te willen zijn. Dat belemmert je mogelijkheid om kwetsbaar, raakbaar te zijn. Omgekeerd, als je rondloopt met een zelfbeeld van slachtoffer zijn, maakt dat het moeilijk om je krachtig te voelen, om grenzen te stellen.
Dit is waar spirituele leringen op wijzen: als je je zelfbeelden doorziet, dan kun je gaan ontdekken wie je werkelijk bent. Dat opent de mogelijkheid om kwaliteiten te ontdekken waarvan je niet wist dat ze tot je beschikking konden staan. Kracht en kwetsbaarheid hoeven geen tegenstrijdige ervaringen meer te zijn. In je kracht kunt blijf je raakbaar, kan je hart open blijven.
Als je doorziet dat zelfbeelden maar beelden zijn, gedachten in je hoofd, dan is het mogelijk om de identificatie met die beelden los te laten. Je hoeft dan niet altijd meer sterk te zijn, of slim, of zwak of dom. Het ene moment ben je slim, het andere misschien dom. Het maakt niet meer uit, want je gevoel van identiteit is er niet meer van afhankelijk. Dat te beseffen kan enorm bevrijdend zijn.
Er is nog een reden waarom spirituele leringen het ego als een obstakel voor spirituele groei zien. We zijn geneigd er alles aan te doen om (centrale) zelfbeelden in stand te houden. Dit is een verdedigende houding, die ons in principe zelf-gericht, ego-centrisch maakt. Het belemmert onze compassie, de mogelijkheid om open te zijn voor andere mensen, voor andere ervaringen, gevoelens, ideeën. Het belemmert onze menselijkheid.
Conclusie
Het antwoordt op de vraag of je zonder ego kunt leven is dus “ja” – je kunt zonder zelfbeelden leven, dat is zelfs heel bevrijdend – en “nee” – je hebt het vermogen nodig om ervaringen tot een zinvol geheel te integreren. Dat vermogen moet zelfs krachtig aanwezig zijn om sowieso de spanning te kunnen verdragen die ontstaat wanneer je identificatie met zelfbeelden los begint te raken. Je hebt dus een krachtig ego (d.w.z. integratievermogen) nodig om het ego (d.w.z. zelfbeelden) los te laten. Als je bv. altijd hebt rondgelopen met het idee dat je sterk bent, kan het extreem kwetsbaar voelen als je gaat beseffen dat sterk zijn maar een idee was. Het duurt dan even voordat je in de gaten krijgt dat je in feite altijd kwetsbaar bent geweest, maar dat feit altijd hebt verdrongen. Er verandert niets in je leven of je levensomstandigheden, maar wel in jezelf. Je zicht op jezelf en daarmee ook je kijk op de wereld verandert. Je gaat helderder zien wie je zelf bent en wat de werkelijkheid is. Dat is een groot avontuur… voor wie die spanning kan verdragen.
Lezenswaardige literatuur
A.H. Almaas, De Parel van Essentie, Integratie van de persoonlijkheid in het Zijn, Altamira-Becht, Haarlem 2000, p. 40-54
Harvey Aronson, Buddhist Practise on Western Ground – Reconciling Eastern Ideals and Western Psychology, Shambhala, Boston 2004, p. 64-90.
Han de Wit, Verborgen bloei, Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit, Kok Agora, Kampen, 1993, p. 63-81
Geef een reactie