Nog niet zo lang geleden hebben mijn partner en ik enkele maanden een vriendin opgevangen die leed aan een zware depressie. Wat kun je in zo’n situatie doen en wat niet? Hoe blijf je energetisch en emotioneel in balans? Speelt medelijden ook een rol of gaat het om compassie en wat is het verschil tussen beide? En waarom zijn we hier überhaupt aan begonnen?
Een optimistisch begin
Ik herinner me nog goed hoe optimistisch we waren toen zij bij ons kwam. Ons hart was door haar lot geraakt en dat had geantwoord met een ‘Kom maar hier’. We herkenden daarin compassie als de beweging van het hart dat ‘Ja’ zegt tegen een lijdende medemens. Heel direct en eigenlijk heel simpel.
We voelden ons krachtig, liefdevol, lichtvoetig zelfs en in staat haar voor een tijdje op te vangen. Dat waren we ook echt. We reikten haar allerlei mogelijkheden aan en organiseerden van alles: we vonden vrijwilligerswerk voor haar, regelden fitness, therapeuten, een tuin om in de werken, een abonnement bij het openluchtzwembad hier om de hoek, ze hielp mee met eten koken, boodschappen doen etc.
Achteraf bezien hadden we onbewust de hoop, dat onze levenslust haar goed zou doen en dat ze zich daaraan op zou kunnen trekken. In zekere zin waren we naïef zoals kinderen dat zijn, die de zwaarte van moeder voelen en er onbewust van uitgaan dat hun liefde moeder vanzelf beter zal maken.
Het aparte was, dat wij ons juist in haar depressieve aanwezigheid heel ‘down to earth’ en tegelijkertijd lichtvoetiger gingen voelen. Daar waren we zelf ook verbaasd over. Alsof we samen een weegschaal vormden, die zichzelf in balans hield. Haar zwaarte bracht in ons lichtheid teweeg. Die energie voedde natuurlijk ons optimisme. Daardoor konden we in deze eerste fase de situatie goed aan.
De ontnuchtering
Het duurt enige tijd voordat we doorkrijgen dat optimisme wel belangrijk is, maar dat haar toestand daardoor niet automatisch verbetert. We beginnen ons machtelozer te voelen. Dat is geen prettig gevoel. Je wilt wat doen, maar niets blijkt te helpen. Het geeft een gevoel van stagnatie, vastzitten, geen kant op kunnen. Om daaraan te ontkomen gaan we nog meer ‘goede’ raad geven en nieuwe creatieve ‘oplossingen’ bedenken. Tot we in soort luchtledige terechtkomen. We krijgen geen response meer op wat we aanreiken.
Dan beginnen we ons pas goed te realiseren dat onze vriendin in een heel andere belevingswereld leeft. Wat voor ons vanzelfsprekend lijkt om te ‘doen’, is voor haar steeds een brug te ver. Gaandeweg beseffen we dat ze onze goed bedoelde adviezen als eisen ervaart, waaraan ze niet kan voldoen. En dat ze onze teleurstelling daarover voelt. Ze voelt zich niet begrepen en daardoor nog meer alleen. Ze kan het echt niet. In feite zakt ze dieper weg in machteloosheid.
Het is een frustrerende tijd, waarin machteloosheid regelmatig overgaat in hopeloosheid. Dat gebeurt zowel bij haar als bij ons. We blijken de gemoedstoestand van onze vriendin overgenomen te hebben. En ja, dat is wat ‘mede-lijden’ doet: het leed van de ander lijden. Het is niet vol te houden en niemand schiet er iets mee op.
Erkenning van de hopeloosheid
Er begint iets te veranderen wanneer we erkennen dat de hele onderneming inderdaad geen uitzicht op herstel biedt. We zijn niet in staat haar gemoedstoestand te veranderen, hoe graag we dat ook willen: die verandering kan alleen in háár gebeuren, door haarzelf. Dat te accepteren is voor ons een hele omslag. Het neemt de druk van ons op haar weg, dat ze anders moet zijn dan ze is. En het neemt de druk op onszelf weg, dat wij haar depressie zouden kunnen oplossen. We worden objectiever en stappen geleidelijk aan uit het ‘medelijden’.
Wat blijft er over?
Compassie
Het is een zondagochtend en we zitten tegenover elkaar in de zolderkamer. Ik hoor haar woorden, hoe ze haar nood klaagt en haar angsten, wanhoop en gevoel van verlatenheid uit. Ik besef dat ik alles wat ik zou kunnen en willen zeggen al een keer gezegd heb. Niets kon en kan ze aannemen. Daarom zwijg ik. Ik kijk haar aan, zie haar lijden, mijn hart opent zich en ik besef dat ik haar kan accepteren in wie en waar ze is, inclusief haar wanhoop. Een zacht soort liefde verspreidt zich in mijn borstgebied en breidt zich langzaam uit in de hele kamer. Als een omarming voelt het.
Ze merkt dat ik niets zeg en valt stil. ‘Wat gaat er door je heen?’ vraagt ze. Mijn antwoord: ‘Ik zou je van alles willen zeggen om je op te beuren en goede raad te geven. En ik realiseer me dat al die woorden jou niet helpen. Ik kan je niet helpen… Maar ik blijf wel bij je.’
En of het komt door mijn rust of door de liefdevolheid in de ruimte of door de erkenning van wat is of door de geruststelling dat ik niet wegloop voor haar staat van zijn, ik weet het niet. Ze wordt rustiger en helderder in haar hoofd. Er gebeurt hier iets voorbij woorden.
Achteraf zie ik dat dit ’aanwezig zijn’ het enige en misschien wel het beste is geweest wat ik in die omstandigheid kon ‘doen’. En ik begrijp ook beter waar compassie over gaat, nl. over aanwezig zijn en blijven bij een medemens, in haar lijden, met een open en ontvankelijk hart.
© Chris Elzinga, 1 oktober 2017
Deze blog is eerder gepubliceerd op de site van Vive-Levenskunst.
Dag Chris,
Wat een prachtig stuk! Als we compassie toepassen bij ons zelf en andere, dan helen we de wereld! Het duizelt mij wel eens, hoeveel prachtige mensen zich depressief en ongelukkig voelen. Daarom is het goed dat mensen, zoals jij en ik de wereld een klein beetje beter maken. Iedereen natuurlijk op zijn eigen manier, maar dit stukje spreekt mij erg aan.
Edwin